Dakar Legends Trail (slot): Alle wegen leiden naar Home
“Ooit” opnieuw naar Dakar rijden. Het was een doel dat ik me voor ogen hield sinds we met de Dakar Legends Trail in 2011 voor het eerst in de voetsporen van de originele Dakar-rally naar de Senegalese hoofdstad reden. Het plan werd al snel bijgesteld: Elke 10 jaar de tocht nog eens afwerken, dat leek zo niet verstandiger, dan toch zeker leuker. Nu ik – terug thuis – deze regels intik, lijkt het onmenselijk lang om opnieuw tien jaar te wachten. Trouwens met één kans per decennium, wordt het aantal keer dat een mens deze droomtocht kan maken, wel erg beperkt…
Verslavende woestijn in drie delen
Door de woestijn rijden, werkt verslavend. En rustgevend tegelijk. De fysieke vermoeidheid die je na afloop voelt, verzinkt in het niets bij de mentale rust die je krijgt op de Afrikaanse pistes. Naar Dakar rijden, kun je eigenlijk opsplitsen in vier grote delen. Het Europese luik is niet meer dan een opwarmertje en voor wie kiest om langs de snelweg te rijden, is het eigenlijk zelfs tijdverlies. Bovendien moet je, eens in Afrika een bandenwissel doorvoeren. Noppenbanden en snelwegen, het is geen goede match.
Deel twee is net het omgekeerde. Marokko is adembenemend mooi en een paradijs voor off road en adventure rijders. Zelfs wie het asfalt zelden of niet verlaat, zal onder de indruk zijn van de ruwheid van het Atlasgebergte, de grootsheid van de Sahara en de schoonheid van de Atlantische kust.
Daarna volgt deel drie: eens je Agadir voorbij bent, is het eigenlijk een rechte lijn naar beneden. De Westelijke Sahara en Mauritanië staan synoniem voor bijna 2500 km geduld oefenen. Op de motor weliswaar, maar het landschap na Agadir verandert pas als je op een paar km van de Senegalese grens bent. Plots staat er een boom in de woestijn. En dan nog een. En dan… een heleboel en plots sta je aan de Senegal rivier en de grenspost met Rosso.
Verbluffende XT
Maar zover waren we dus nog niet. Wie de vorige twee delen van dit verhaal gelezen heeft, weet dat we zonder al te veel problemen in Agadir aangekomen waren. Verrassend weinig problemen zelfs, want we wisten niet wat we van die 42 jaar oude Yamaha XT500 moesten verwachten. Wel, de motor gaf geen krimp, noch bij extreme temperaturen van een stuk boven de 40 graden en al evenmin bij lange verbindingsstukken waar de zware mono aan een constante snelheid van 100 km per uur over het asfalt moest donderen. Hoe goed de XT het ook deed, je voelt – en weet – dat lange asfaltlinten niet zijn biotoop zijn. Op de pistes kwam de afstammeling van de eerste Dakar winnaar beter uit de verf. Al moet je je moderne off road technieken overboord gooien om met de XT500 vlot over pistes te razen.
“Je moet je moderne off road technieken overboord gooien om met de XT500 vlot over pistes te razen.”
SZS
De motor is zo klein, dat rechtstaan een slecht idee is. Voor je rug, voor je beenspieren en voor de vermoeidheid. Terwijl je op een moderne adventure motor of off road kunt rechtstaan en een beetje ontspannen, gaat dat op de XT niet. Vooral als je met de originele ophanging rijdt, want dan het je ook nog eens de veerweg van een skateboard. Je leert al snel zo veel mogelijk neer te zitten en als het écht niet anders kan, even uit het zadel te komen.
“Na enige tijd in (en dat mag je letterlijk nemen) het zadel van de XT, krijg je wel eens last van SZS.”
In het zadel, heb je trouwens nog een extra voordeel: dikte van de zadel mousse helpt je om een deel van de schokken op te vangen. Niet verwonderlijk dat de meeste oude Dakar foto’s de rijders al zittend tonen…Eén nadeel, na enige tijd in (en dat mag je letterlijk nemen) het zadel van de XT, krijg je wel eens last van SZS. Ook bekend als het Slapende Zak Syndroom. Rechtstaan helpt daar het best tegen, maar daar hadden we zopas al over. Soms is het een beetje balanceren tussen twee ongemakken…
In een (min of meer) rechte lijn
Tenzij je dus op een lange asfaltweg zit tussen Agadir en de Mauritaanse grens. Dan is rechstaan helemaal uit den boze en is een beetje schuiven tussen de voor- en achterkant van het zadel je beste optie. Eens voorbij Agadir kozen we zoveel mogelijk voor de heerlijke zandpistes die je via Sidi Ifni naar de Plage Blanche leiden. Het beroemde en indrukwekkende strand is, komend vanuit Guelmin, een haast verplichte stop. En het uitgelezen moment om een overdaad aan zand te vreten. Want daarna gaat het richting El Layoun en Dakhla en hoe hard je ook probeert, het is niet makkelijk om dan nog veel pistes te nemen.
Omdat het vanaf dan toch in een rechte lijn naar beneden moet, omdat je weinig bevoorrading hebt en vooral omdat je zelf wilt dat het wat vooruit gaat. Dat laatste is relatief, want echt hard, gaat het op zo’n XT natuurlijk niet. Dan komt de veelzijdigheid van de nieuwe Ténéré 700 Rally natuurlijk boven.
On a long and lonesome highway
Op deze motor geen SZS en nauwelijks een beperking in snelheid. Als je wilt en er op gokt dat er geen politie met een speedgun achter een rotsblok zit, kun je vlot aan 160 km per uur zuidwaarts stormen. Of naar gelijk welke windrichting. De Ténéré 700 toont dat adventure rijden ook reizen betekent en, bijgevolg kilometers afhaspelen. Terwijl we in het Marokkaanse deel af en toe wel plezier beleefden aan het bijbenen van de Ténéré 700 met de XT, was er in dit derde en lange deel gewoon geen sprake van.
Om kilometers af te haspelen scoort de Ténéré 700 verrassend goed, de XT500 voorspelbaar slecht. Maar het was part of the game, deel van de uitdaging om met deze motor dit avontuur te rijden.
En, o ja, zingen in je helm helpt. Geen idee hoe vaak we Metallica’s (of eigenlijk Bob Segers) Turn The Page gezongen hebben in de helm. “On a long and lonesome highway, east of Omaha…” “On a road to nowhere” van Talking Heads, galmde net zo goed ontelbare keren uit onze keel. Best vervelend trouwens als je je een stuk van de tekst niet herinnert en je echt als een haperende plaat verder moet neuriën. Maar het helpt wel om de kilometers af te malen. Zo goed als verkeersvrij, op heel wat stukken vier vakken breed (er wordt een heuse snelweg richting Mauritanië getrokken) en met genoeg benzinepompen om niet te moeten terugvallen op de reserves die in de assistentie bus zaten.
Op naar Dakhla
Deze rit tussen Tan Tan en Dakhla is de langste en de minst opwindende van de hele Dakar route. Wegens niet al te veel tussenstops en een poepsimpele weg. Kilometers afmalen hoort bij deze trip en je wéét dat je dit stuk voor de kiezen geschoven krijgt. Maar toch, it sucks. Echter, Dakhla bereiken, maakt alles de moeite waard. Niet omwille van de stad an sich, maar voor het landschap er omheen.
“Vreemd stukje aardkloot, daar net buiten de laatste stad voor de Mauritaanse grens.”
Dakhla ligt immers op een landtong, noem het met veel goede wil een schiereiland. De ondiepe wateren er omheen lokken surfers van over gans de wereld naar daar. Omdat je zelfs een surfer niet over dat saaie stuk wil sturen, is er ook een vliegveld. Covid zorgde ervoor dat er duidelijk minder windsurfers op de ondiepe wateren in de Westelijke Sahara zaten, maar het blijft een gek zicht. Bijna 1000 km alleen maar zand en stenen en dan plots kleurige zeilen en kites. Edoch, dit is niet het mooiste aan Dakhla. Even buiten de stad ligt een bijna letterlijk onaards landschap. Het voelt soms een een beetje aan alsof je op de maan aan het rijden bent. Opvallend wit zand, veel harde stukken, gekke rotsformaties… Vreemd stukje aardkloot, daar net buiten de laatste stad voor de Mauritaanse grens.
Min-vijf sterren hotel
Enige nuance: in Dakhla zit je helemaal nog niet aan die grens. Het is nog een kleine 350 km rijden eer je aan de indrukwekkende grenspost met Mauritanë bent. Tussen het Marokkaanse deel en Mauritaanse post, ligt trouwens nog een 5 km lange strook die bekend staat als No Mans Land. De grenzen van beide landen raken elkaar daar niet. Er zijn plannen om het veelbesproken lapje grond waar iedereen aanspraak op maakt te supprimeren en de grenzen gewoon zoals bijna overal ter wereld te laten aansluiten, maar zover is het nog niet.
“Beeld je een groezelig gebouw in, met houten britsen en allerlei knaagdieren die ’s nachts door je kamer en over je stinkend deken lopen en je komt bijna in de buurt van hoe het er daar in het min-vijf sterren hotel aan toe gaat.”
De Marokkaanse grenspost kennen we ondertussen beter dan we zouden willen. Dat komt omdat we er ….vier dagen vast gezeten hebben. Met overnachtingen in het enige hotel in de buurt. Beeld je een groezelig gebouw in, met houten britsen en allerlei knaagdieren die ’s nachts door je kamer en over je stinkend deken lopen en je komt bijna in de buurt van hoe het er daar in het min-vijf sterren hotel aan toe gaat. Reden van het oponthoud: flauwe excuses en een vreemde politiek van Marokko. Gaat u hier maar even voor zitten:
Kafka
Aanvankelijk werd ons verteld dat er een stempel op douane papieren ontbrak. Gek, want bij de aankomst van de Ferry in Tanger was alles mooi afgestempeld. Het gehakketak en het wachten duurde iets meer dan een dag en een bijzonder lange nacht. Uiteindelijk kregen we het nieuws dat het douanekantoor in Dakhla ons wél van die stempel kon voorzien. Dakhla, zie hierboven, dat bijna 350 km van de grens ligt.
Wij dus terug naar Dakhla, om daar te horen dat alle papieren perfect in orde waren. Terug naar de grens dan maar – niet zonder eerst in een echt bed overnacht te hebben – om te horen, je gelooft het niet, dat er een document ontbrak. Jawel, wij dus weer naar Dakhla. Om daar te vernemen dat, zoals vorige keer gezegd, alle papieren in orde waren. Weer naar de grens dan maar, alwaar we de douanier een bedrag aanboden waarvoor hij meer dan een half jaar moest werken (douaniers verdienen daar ongeveer 150 euro per maand). Niks gekort; maar wel de belofte dat we het busje met de motoren erin, wel over de grens konden krijgen. Omdat het dan om transport zou gaan. En niet om verkeer van personen. Met één chauffeur, het busje en de twee motoren.
Niet opgeven
Er zat dus niks anders op dan de motoren in de assistentiebus te laden, met een taxi terug naar Dakhla te rijden en vandaar …een vlucht naar Dakar te nemen. Dat die eerst nog 1500 km noordelijk naar Casablanca vloog, maakt het alleen maar gekker. Van in Dakar ging het dan naar Saint Louis, aan de grens met Mauritanië dus, alwaar we aan de andere kant de motor opwachtten. Een pak geld lichter en met vijf dagen tijdverlies. Maar wel met de vastberadenheid om koste wat het kost – en dat was ondertussen heel wat – naar Dakar te rijden.
Alleen…toen we met een gehuurde 4×4 aan de Senegalese kant van de grens kwamen, was er van onze bestelwagen nog geen spoor. Die stond – vooral de chauffeur dan – immers nog steeds te bakeleien met de douane in Marokko. Waarna we beslisten de ambassade in Tanger te contacteren. Met de hulp van de Senegalese consul en de Senegalese ambassade. Die de op hun beurt de ambassade in Rabat aanporden. In die mate zelfs dat de ambassade ons zelf belde en beloofde snel werk te maken van het grensprobleem. Licht aan het einde van de tunnel. Of was dat een aanstormende trein?
Ontgoocheling
Dat deden ze ook. ’s Avonds kregen we telefoon van de Belgische ambassade in Marokko, met de mededeling dat de grens gewoon gesloten was. En dat er helemaal niks aan te doen viel. Of we iets konden doen met een maritiem transport? Nee dus. Want het was nooit de bedoeling geweest om de motoren naar Dakar te verschepen. Dat lukt uit Zeebrugge of Rotterdam ook. Het doel was er heen te rijden. En dat kon dus finaal niet.
“Als de ambassade je meldt dat het niet lukt, dan weet je meteen dat het écht niet kan.”
De ontgoocheling dat het niet gelukt is, is er nog altijd. Omdat de grense met Algerije al decennia dicht is en ook het ferry verkeer met Spanje stilgelegd werd, is Marokko zich aan het isoleren. Toegeven dat de grens met Mauritanië ook dicht is, wilden of mochten de douaniers niet doen. Maar ze lieten ons gewoon de grens niet over. Wat tot een verregaande vorm van volharding geleid heeft en veel tijd en geld kostte. Maar als de ambassade je meldt dat het niet lukt, dan weet je meteen dat het écht niet kan.
Tòch tot aan de Lac Rose
Deels uit ontgoocheling en deels uit koppigheid, zijn we met de 4×4 van de vrienden van Cross Teranga Tours toch nog naar de Lac Rose gereden, maar het voelde helemaal niet goed. We hadden het moeilijkste en zwaarste deel achter de rug, er restte alleen nog een stuk rechtdoor in Mauritanië om de heerlijke rode pistes op te duiken die naar de Lac Rose leidden. Van waar we gestopt werden, konden we letterlijk op twee dagen naar het roze meer gereden hebben. Zonder enige technische moeilijkheid. Huber Auriol brak ook twee botten toen hij met de aankomst in zicht en als leider in de voorlaatste etappe richting Dakar reed. Het moet voor ‘L’Africain’ onnoemelijk veel zwaarder, erger en pijnlijker geweest zijn. Maar we begrijpen hem nog een beetje beter, want we waren op een haar na met een motor van 42 jaar oud en eentje van 42 dagen oud naar Dakar gereden.
“We waren op een haar na met een motor van 42 jaar oud en eentje van 42 dagen oud naar Dakar gereden.”
Alle wegen leiden naar home
In Senegal blijven had geen zin meer, het kon nog weken of maanden duren eer de grens weer open ging/gaat. Terug naar huis dus, alle wegen leiden uiteindelijk naar Home. Terwijl we deze regels intikken, is de grens met Mauritanië nog altijd gesloten. En omdat er ook nog geen ferries naar Spanje varen, staan de motoren nog steeds in de bestelwagen in Marokko. In Agadir, meerbepaald, waar een plaatselijke gids ons een bewaakte parkeerplaats verhuurd heeft. De motoren en de bus mogen maximum zes maanden in Marokko blijven. Dat wil zeggen dat we ze voor 23 maart het land moeten uitkrijgen. Hopelijk varen de ferries naar Spanje dan alweer, dat maakt het wat makkelijker. Maar stiekem hopen we dat de grens met Mauritanië nog eerder weer open gaat. Het werk alsnog afmaken, zou dat niet schitterend zijn? Dat klote stuk naar Dakhla neem ik er in dat geval graag bij.
Verdomme, dit doet pijn.
Foto’s: Mike Van Cleven