POV: Leven met de Honda CBR600RR
Ik hap spontaan naar adem wanneer ik de garagepoort open. De Honda CBR600RR heeft dat soort invloed op me. Ik geef toe, ik ben het even kwijt geweest: van m’n sokken geblazen worden door sportieve motoren…
Een midlifecrisis en nog wat toestanden die het leven door elkaar schudden laten je teruggrijpen naar je kern. Je ziel. En ergens in die kern zit schijnbaar nog steeds een compromisloos sportieve motor verstopt die smeekt om losgelaten te worden. Jarenlang heb ik m’n schoolboeken volgeschetst met dit soort tuigen. Ik leefde toen voor clip-ons, hoge toerentallen en kneedowns. Ik sprak enkel in Joe Bar Team-dialogen. En cruisers en toermotoren waren de voertuigen van de duivel. De CBR600RR leek een droom toen die uitkwam in 2003…
Assimileren
Ik ben intussen 45 en ik kan de tijd dat ik nog eens met een ongemeen sportieve motorfiets reed niet meer voor de geest halen. Althans op de openbare weg. Comfort staat intussen vrij hoog op m’n verlanglijstje als het op motoren aankomt. Op het aanrecht ligt nog een zoveelste boete op betaling te wachten. Zoiets laat enige nuance in m’n Joe Bar Team-vocabularium sijpelen.
Als geroepen
Bloed kruipt echter waar het niet gaan kan. Jarenlang assimileren richting comfort en wat gezapiger door het leven tuffen, is sinds kort met geweld van tafel geveegd. Keihard door het leven in het gezicht worden geslagen, met kanker als kersvormig gezwel op de taart, maakt dat je even voor de spiegel gaat staan en terug lijkt te zien wie er aan de andere kant staat. En ergens op de achtergrond van dat spiegelbeeld komt ook een sportieve motorfiets om de hoek kijken. De Honda CBR600RR komt als geroepen.
Trouw gebleven
De CBR600RR keert terug naar Europa met een degelijke visuele update. Het is meer dan ooit een mini-Fireblade. Met modieuze vleugels er bovenop. Zo afgaand op m’n wallen en plooien in de spiegel, kan ik intussen ook een visuele update gebruiken. Minus die vleugels dan. Qua inborst is hij – in tegenstelling tot mezelf dus – wel trouw gebleven aan zichzelf.
BPF
Kleinburgerlijke cocons
Al helemaal wanneer ik op de startknop druk. Dit is mechanische Joe Bar Team-lingo. Een vrijloop die klinkt als de rode zone van de gemiddelde cruiser. Letterlijk blaffen bij elke gasstoot. En de buren die het hoofd uit het raam hangen om te kijken wie het waagt om op een zondag een totaal van God losgekomen bosmaaier aan te trappen. Heerlijk. Dat ze ook getuige zijn van de weinig elegante turnoefening van een stijve hark, die z’n been over het 820 mm hoge zadel probeert te mikken, deert me niet. Ga allemaal een eindje liggen wegrotten in jullie kleinburgerlijke cocons!
Nu, over liggen gesproken. M’n onderrug werkt even niet mee als ik verder dan ingeschat moet buigen om de clip-ons te vinden. Nu goed, ik heb gisteren een hele dag m’n hegschaar gehanteerd. Dat vergt wat van een mens. De koppeling bedien ik met één wijsvinger, de andere gaat spontaan op de voorrem liggen. Sommige dingen veranderen nooit. Ik mik de Honda langs de hoop gezinswagens, achtergelaten skateboard, twee steps en de kruiwagen en geef toe aan de lokroep van de open weg. Ajuus!
Afgesneden
Twee kilometer verder voel ik beide wijsvingers al niet meer. De bloedtoevoer lijkt afgesneden door de anatomisch nauwelijks te verantwoorden hoek van m’n polsen. Ook m’n nek geeft reeds te kennen het allemaal matig te appreciëren en m’n knieën doen simpelweg pijn. Ik ga voor het eerst, maar niet voor het laatst, met m’n linker elleboog op de tank steunen in een poging iets van comfort te vinden. Het levert een slordig geschatte 2% meer rijcomfort op.
Voorbijflitsend
Bij de plaatselijke school en supermarkt is er wat filevorming. Ik laveer verassend makkelijk door het verkeer. Die spiegels geven een goed zicht op wat er achter me afspeelt. In dit geval een hoop geschrokken oudjes op weg naar de supermarkt, die plots alle kanten opschieten door m’n voorbijflitsend geweld. Helaas staan de spiegels op stengels met een lengte waar een jongvolwassen rietstronk jaloers van wordt. Dus dien ik ze in te klappen om door de file te raken. Die file houdt aan tot ver voorbij de hoofdstad, 35 kilometer verderop.
Opleven
Ik draai van de snelweg af. En de kraan vol open. Elke versnelling wordt met een plof van de quickshifter geselecteerd en ik leef helemaal op. Zo tot derde versnelling tenminste, want daar begint de trajectcontrole. Bij gebrek aan cruisecontrole moet ik één oog op de digitale teller houden, ééntje op de weg en tegelijk m’n ademhaling controleren. Iets te hard inademen en ik schiet 7 kilometer per uur voorbij de opgelegde gemiddelde snelheid. Frustrerend.
Aangenaam
Ik word me echter bewust van een opvallende, doch aangenaam aanvoelende trilling in het zadel. Die zet zich naadloos over op m’n intussen gehalveerde scrotum. En het is zowaar het eerste aangename gevoel in die zone sinds exact een jaar. Ik ken een collega die ooit letterlijk klaarkwam in het zadel van z’n Enfield. Zover komt het bij mij niet, maar ik word er niettemin toch wat gelukkiger van.
Klaverblad
Met een behoorlijk gelukzalige glimlach onder m’n helm, krijg ik het eens zo geliefde klaverblad richting de snelweg in het vizier. Jaren heb ik hier rechter bandenhelften opgebrand. Kneesliders versleten. Kortom: geluk gevoeld. Twee vrachtwagens, een Tesla en een Dacia fnuiken meteen elk poging om de rechterkant van de banden warm te krijgen. Laat staan een kneeslider.
Snotje
Wat half naast de Honda hangend aan een snelheid die zich daartoe absoluut niet leent, vraag ik me af of ik het nog wel kan: kneedowns. Puur fysiek dan. Aan de Honda ligt het niet. Hij stuurt erg vlot in en voelt stabiel aan. Een camper, een BYD en nog wat wezenloze gezinswagens weerhouden me ervan m’n eigen kunnen te proberen. Klaverbladracen laat ik maar zo voor vandaag, want iets zegt me dat de recent geplaatste camera’s intussen ook in het snotje krijgen wat ik zinnens ben.
Ontlasten
Op de snelweg hou ik zo kwaad mogelijk de maximum toegelaten snelheid aan. In zesde versnelling is dat letterlijk pruttelen vlak boven de vrijloop, afgaand op m’n gehoor. Elke herneming vergt minstens tweemaal terugschakelen. Pas bij goed 8.000 toeren lijkt het hoogtoerige Honda-blok te ontwaken. En dan gaat het hard. Zowel auditief als qua oplopende teller. De neiging om helemaal door te trekken onderdruk ik. Ik weet dat ik op exact dit stuk ooit een Britse Bugatti Veyron een poepje liet ruiken op een Fireblade, in de herneming vanaf – toen nog – 120.
Gebraden halve kip
Dat zou ik nu niet meer durven, puur door de pakkans en mogelijke gevangenisstraf. Ik ondervind pas bij 140 km/u genoeg rijwind tegen m’n borst om m’n armen en polsen te ontlasten. De aangename trilling is intussen vervangen door een gevoel dat m’n scrotum gebraden wordt als een halve kip. De warmte die vanuit de uitlaat vanonder het zadel naar boven kruipt is amper te harden. Ik herinner me plots weer waarom al die uitlaten weer onderaan het blok bungelen. Iets met massacentralisatie, zegt de PR-afdeling van zowat elk merk…
Kameleon
Ik durf pas voorbij de grens met het iets flitsvrijere Wallonië harder dan de wet toelaat. Dan zijn we al een tankstop verder. M’n nek en knieën voel ik intussen in hun geheel niet meer. Ik kan dat gevoel aan sensatie in m’n lijf echter negeren, omdat ik met één oog de snelheidsmeter én versnellingsindicator in de gaten houd en één oog op de weg voor me. Ook in Wallonië weten ze intussen dat flitsen geld in het laatje brengt.
Havik
Mochten ze daarmee het wegdek willen herstellen, valt er nog wat voor te zeggen. Ik speur als een havik naar de vele gaten in het asfalt. En eventuele camera’s in de bosjes. Kameleons moeten uitstekende motorrijders zijn, bedenk ik me tussen alle andere verveelde gedachten door. Waar heb ik heel m’n jeugd van gedroomd? Wat doe ik mezelf aan die jeugddroom na te jagen? Trouw te zijn aan m’n jonge zelf? M’n hoofd smeekt om een toermotor. Zitcomfort. Cruisecontrole. Windbescherming. Actieradius. Verwarmd zadel wanneer nodig.
Spa
Een uurtje later ben ik al het voorgaande vergeten. En dat heeft niks met in m’n familiale aanleg voor dementie te maken. Knie aan de grond, één oog op de teller die ‘200’ aangeeft en de top van Eau Rouge die lijkt alsof ik het eind van de wereld bereik. Dit is het. Hier gaat het om. De CBR600RR in z’n element. En een gevoel dat al m’n jeugddromen uitkomen. In de dubbele linker van Pouhon opnieuw, eens de achterkant stopt met kwispelen terwijl ik een 1000cc uitrem. Het gevoel in de voorrem is geweldig. Op het volgende rechte stuk stel ik de motorrem wat bij. Tikje minder voor minder gekwispel. En het werkt nog ook. Wheeliecontrole heb ik niet nodig. De gearing is veel te lang. Maar wat maakt het uit…
Trailer
Wie maalt er nog om cruisecontrole? Enkel volgas telt nog. En als ik Blanchimont eindelijk zonder rem durf in te steken, schreeuw ik boven het briesende blok uit. Dit vraagt om systematische herhaling in de strijd tegen het oud worden. Fysiek én mentaal. Ik snap meteen de gemiddelde leeftijd van om en bij de 50 jaar van de deelnemers in Spa. Ik kom zeker terug, mijnheren. Maar dan gooi ik de Honda CBR600RR wel op de trailer…