Brussel – Dakar Deel 3: In het Grote Niets
Onze Man reed met de Kawasaki Versys 1000 SE van Brussel naar Dakar. Een uitdaging voor man en machine die we in een vijfdelige reeks brengen. Deel drie begint na de (allesbehalve) rustdag in Agadir. Ten zuiden van de Marokkaanse kuststad wacht niks anders dan…woestijn.
Poort naar de woestijn
Merzouga, Zagora, Ouarzazate…al deze steden profileren zich als de poort tot de woestijn. En het is inderdaad zo dat als je de Atlas oversteekt en daarna deze steden passeert, er niks dan woestijn op je ligt te wachten. Alleen: als je 150 km rijdt, kom je meestal terug in één of andere bewoonde plaats. En dicht bij de Marokkaanse grootsteden. Dat verandert als je Agadir passeert. De steden worden kleiner, de dorpen meer afgelegen en eens je de grens van de Westelijke Sahara oversteekt, heb je een paar duizend kilometer van het Grote Niets voor de boeg.
Bou Jerif
Maar eer we zover waren, was er nog een stop gepland in Fort Bou Jerif. In de schaduw van een oud Frans koloniaal fort, ligt een tentenkamp met een restaurant waar je de beste kamelen tajine van de streek kunt eten. Vertrouwde grond voor wie al eens in deze buurt geweest is, want komende van het westen, is het fort moeilijk te bereiken. Met stenen bezaaide pistes, oueds en rotsen maken de weg naar Bou Jerif moeilijk. Toen ik er voor het eerst kwam, was mijn verbazing groot om er ook een Duitse camper aan te treffen. Blijkt dat er uit het oosten ook een goed berijdbare piste naartoe loopt. Ideaal dus om vanuit die hoek Bou Jerif te benaderen met de Kawasaki.
Regen in de woestijn
Tenminste: dat dachten we. Want toen we na een verkwikkende nachtrust vertrokken met als doel die dag El Ayun – ook wel bekend als Layoune – te bereiken, regende het zowaar zachtjes. Dat zorgde ervoor dat de piste waar we de avond voordien aan 90 km per uur over vlamden, er nu glibberig bij lag, met een laagje modder van een centimeter of zowat dik. Genoeg om alle kanten op te glijden en ons voor het eerst af te vragen of de Bridgestone AX41 hier niet de voorkeur had moeten krijgen op de weg-gerichte A41. Beetje lucht uit de banden, voorzichtig met de koppeling en uiteindelijk kwamen we na een kilometer of 7 op het asfalt. Met een Kawasaki Versys 1000 die er uit zag alsof er een modderige MX-race mee gereden was.
Details maken een verschil
De komende dagen lagen er lange asfaltstroken te wachten, dat sterkte ons in de overtuiging dat de A41 adventure wegband absoluut de juiste keuze was, wetende dat we toch een kleine 7000 kilometer zouden moeten rijden, waarvan ook een stevig stuk op de weg en gewoon harde pistes. Dat het regende in de woestijn was gewoon brute pech. Maar zelfs dan kwamen we waar we wilden zijn. En de kleine aanpassingen met off-road voetsteunen en het in de hoogte verplaatsbare spatbord van de Kawasaki Versys 1000, bewezen hun nut. Details kunnen het verschil maken tussen net wél en net niét. En dus ook tussen problemen of geen problemen. Wetende dat het kleinste probleem in de woestijn tot een gigantische ramp kan uitgroeien, is aandacht voor details dus absoluut nodig. Modder die zich vastzetten tussen de band en het spatbord had zo’n probleem kunnen zijn. Hier kwamen we goed weg.
Where the streets have no name
Om ’s avonds moe maar voldaan in Layoune aan te komen, de stad ligt net over de grens met de Westelijke Sahara. Dat gebied is een verhaal apart. Het staat onder beheer van Marokko, dat het eigenlijk als Marokkaans grondgebied beschouwd. Maar de Westelijke Sahara vindt zichzelf een apart land en de meest inwoners willen autonomie. Maar met zoveel zijn ze nu ook weer niet, want dit is één van de minst dicht bevolkte gebieden ter wereld. En ook al ben je nog meer net dit gebied ingereden, voor het eerst voel je daar dat de beschaving een stuk achter je ligt.
Terwijl je vanop elke plek vòòr Agadir altijd min of meer in de buurt van de beschaving blijft, ga je vanaf Layoune het Grote Niets in. Jawel, er zijn nog steden en er is nog benzine, maar het is allemaal niet meer voorzien op bezoekers, laat staan toeristen. Hotels worden schaars, restaurants waar je met gerust gemoed binnenstapt zijn zeldzaam. Een dikke 2000 km scheiden je nog van de aankomstplaats, maar je weet dat er niks meer is om op terug te vallen. Als je in Agadir een motoronderdeel nodig hebt, vind je dat meer dan waarschijnlijk nog. In de Westelijke Sahara, mag je dat vergeten. Tenzij je terugkeert naar Agadir. Verder zuidelijk wacht niks. Tot je in Dakar aankomt.
Beter dan dit, wordt het niet
Maar eer het zover is, rijd je nog uren en dagen op wegen en pistes langs de Atlantische Oceaan. Loodrecht naar beneden. Voor de schaarse trucks en wagens die uit Mauritanië naar het Noorden rijden, of omgekeerd, ligt er nu een viervaksweg. Nog geen decennium geleden was een slingerbaantje en de nabijgelegen piste de enige manier om via Dakhla naar Mauritanië te rijden. Wie gehaast is, rijdt nu in één rechte lijn tot Dakhla. We kozen voor een groot deel piste, omdat het zicht van de machtige Atlantic aan je rechterzijde en de eindeloze woestijn links, nooit gaat vervelen.
De pistes zijn ook hard en overzichtelijk. Geknipt voor de Kawasaki Versys 1000. En je mòet hiervan genieten. Het is uniek. En het was warm. En met een stevige bries. Maar er is geen betere plek om je hoofd leeg te maken dan dit. Eindeloos rijden. Afwisselend asfalt en pistes. Geen verkeer. Zee en woestijn. Geen zorgen, geen verkeer, geen mails of GSM’s. Alleen jij en een motor – eentje die aan alle verwachtingen voldoet en er nog een paar overtreft ook. Gewoon alle zorgen van je af gooien en vrij van beslommeringen rijden in een magistrale omgeving. Ieder zijn ding, maar voor ondergetekende wordt het niet beter dan dat.
Dakhla is uniek
We kozen ervoor om de landtong net onder de Kreeftskeerkring op de te rijden en te overnachten in Dakhla. Net zo uniek als de route die er naartoe leidt. Je moet immers rechtsaf slaan en een landtong oprijden. Gejaagd door de wind, want er staat altijd een stevige bries. En dan kom je door een soort maanlandschap om uiteindelijk op een heel speciaal stukje wereldbol te eindigen. Een plek waar windsurfers van elke hoek van de wereld naartoe komen. Want het water tussen de landtong en het vasteland is erg ondiep. Een écht surfers’ Paradise. Wij genoten er na een hele zware dag van de wat verse oesters en een goed bed. Niet zeker dat dit er de komende dagen zou inzitten. Want na de Westelijke Sahara wacht Mauritanië. En dat is nooit mijn favoriete plek geweest.
No Man’s Land
Voor je zover bent, moet je nog over de grens. Het gekke is dat een zone van ongeveer 1 km Mauritanië scheidt van de Westelijke Sahara/Marokko. Dat was vroeger een slingerende piste die je tussen want landmijnen door naar de andere grenspost leidde. Nu is het nog een rechte weg. Zonder mijnen. Maar het feit blijft dat de twee landen elkaar niet raken en je door het zogenaamde No Man’s Land van de ene grenspost naar de andere moet. Er liggen naar verluidt nog genoeg mijnen in de woestijn, dus je blijft best op de weg. Het kostte ons uiteindelijk vier uur om met de Kawasaki Versys 1000 en de bus met daarin de fotograaf en de videoman voorbij de beide grensposten te geraken. Chaos, tijdverlies, stempels, handtekeningen, verzekeringen, visa en vignetten bij de vleet, maar al bij al vlot.
Uitkijken
En dan duik je een land binnen dat in tegenstelling tot Marokko geen vooruitgang lijkt te boeken. Mauritanië is een arm land dat rijk is aan grondstoffen en met streng religieuze hand geleid wordt. Veel miserie in de steden. Je kijkt dus best uit waar je slaapt en wat je eet. En waar je rijdt misschien ook wel, want destijds waren het de aanslagen in Mauritanië die ertoe leidden dat de Dakar – rally uit Afrika wegtrok. Dit is het land waar o.a. Koen Wauters nog beschoten werd. Toegegeven, we hebben ons nooit onveilig gevoeld. Maar vrolijk wordt je er meestal niet van. Vooral als je de chaos, het vuil en de armoede in de steden ziet. De woestijn is er – minstens – even mooi als in Marokko. Alleen… het is er nòg heter.
47°, da’s heet
Lang verhaal kort: wie er verder niks wil bezoeken of bekijken, rijdt liefst zo snel mogelijk door Mauritanië. Dat gaat als volgt: net over de grens overnachten in Nouadhibou en dan op één dag doorrijden tot net voor de Senegalese grens in Nouakchott. De route leidt je via het binnenland van de ene grootstad naar de andere. Met daar tussenin…niks. En dat mag je bijna letterlijk nemen. Nu en dan een al dan niet verlaten benzinepomp, een paar dorpen en dat is het zowat. Veel zand, lange pistes en een verzengende hitte. Het dashboard op de Kawasaki Versys 1000 toonde tot 47° en dat wil zeggen dat de hitte je grootste vijand wordt.
Darmkrampen, problemen om te focussen, misselijkheid, het overkwam me allemaal. Je zoekt afkoeling door recht te staan op de motor, maar de wind is warmer dan je lichaamstemperatuur. Neerzitten dan? Achter het scherm komt de hitte van het blok nog naar omhoog, dus dat is ook geen goed idee. Schaduw opzoeken? Die is er niet. Vaak stoppen, rusten naast de motor en héél veel drinken is de enige oplossing.
Op het einde van de dag en, in alle eerlijkheid met de uitputting nabij, leidde de piste ons terug naar de Atlantische oceaan. De verhoopte verkoeling kwam er slechts laat; pas als we op 2 km van de kust waren, zakte de temperatuur. Het was de eerste keer dat 35 graden als koel aanvoelde, maar het was wel zo. Een uurtje later stonden we in Nouackchott. Grootstad waar een blik makreel en een flesje Aquarius aan de eerste benzinepomp smaakten als een sterrenmaaltijd. Ik weet dat een dikke 300 km me nog scheidt van de grenspost van Diama. Dat is de meest aan te raden grensovergang om Senegal in de geraken. Waarom dat is en hoe het kwam dat we veel vroeger dan verwacht uit Nouackchott vertrokken, lees je vanaf woensdag op deze fijne website!
Foto’s: Motorsports Pics – Manu De Soomer