Mijn gedacht: rij eens met een Harley
U en ik, we moeten eens vaker met een Harley rijden. Vooral u dan, want ik ben er al sinds een paar dagen druk doende mee. En ik ben onder de indruk. Nu, dat gebeurt wel vaker met testmotoren. Maar de Harley is anders. Terwijl veel fabrikanten hun toegevoegde waarde zoeken in méér elektronica of een hoger vermogen, zijn dat precies de twee dingen waar het bij de nieuwe Low Rider ST niét om draait. En dat is een verademing.
Low Rider ST: Minder is meer
Minder is meer op de FXLR ST – voor wie geen Bachelor in de H.-D. afkortingen heeft, dat is Milwaukees voor de Low Rider ST. Hij blinkt over het algemeen uit in zijn eenvoud en in het bijzonder door kleine stappen die gezet zijn op grote aandachtspunten. Ik verklaar me nader.
Net als de CFMoto 450MT , de Husqvarna FE 250 Heritage en de Honda XL700 Transalp, staat de Low Rider ST tot oktober in de duurtestgarage van dit fijne motormedium. Zoals bij de andere drie, ben ik ervan overtuigd dat we geen enkel probleem zullen hebben om geregeld nieuwe inzichten over te delen. Alleen…bij de Harley is het anders.
Anno 2025 groeit de productie in Milwaukee niet meer zo hard als tijdens de groeisprint een paar decennia terug. Gek genoeg zijn de motoren onwaarschijnlijk veel beter geworden dan toen. Het oude DNA met daarin eigenzinnige karaktertrekjes, zweeft nog boven het merk. En, meer dan wie ook, wéét ik als testrijder dat Harleys al lang geen olie meer verliezen en – dat heb ik dan weer van horen zeggen – dat er batterij gestuurde apparaten zijn die veel harder trillen. Ondanks die voorkennis, ben ik toch telkens weer aangenaam verrast als ik een been over een nieuwe H.-D. gooi. Blijven verrassen, het is een vak op zich.
Moderne eenvoud
Zoals gisteravond. De voorbije weken zijn niet de meest stressvrije geweest en zo rond een uur of 10 ‘s avonds, toen lusteloos loeren naar Netflix de kop leek op te steken, keek ik naar de Low Rider in de garage. Nog geen 10 minuten later zat ik in het zadel. Ik heb het – neem hier geen voorbeeld aan beste kinderen – nooit nauw genomen met veiligheidsvoorschriften. Ik ben er al eens op betrapt de protectoren uit mijn jas de knippen, een gewone jeans vind ik al lang veilig genoeg – en die past trouwens beter bij mijn gympies. Om één of andere reden vind ik in de Low Rider een partner in crime. Terwijl ik op een doorsnee motor wel eens een licht schuldgevoel krijg – als man met een voorbeeldfunctie én als idioot die het zich zwaar zal beklagen als hij ooit het asfalt kust – vond ik het op de Harley wel passen. Of misschien sus ik mijn geweten. Whatever. Het voelde niet verkeerd.
En dan kwam het rijden. Wat Koen Wauters al zong: Zwoele zomeravond, verschrikkelijk cliché. Edoch, alles wat ik al wist, viel me hier nog eens extra op. Die versnellingsbak? Haarfijn en boterzacht. Al was het boerenboter uit de frigo. Maar toch. Trillingen? Net genoeg om te weten dat je op een 1923 cc (jawel) twin zit. Elektronica instellingen? Eén knop die me helpt om het ene kleine ronde tellertje te kiezen voor dagtrip, totale kilometerstand, toerenteller en nog iets. Heerlijke pure eenvoud. En dan?
En dan?
Wel…Rijden maar. Nergens heen, maar via een omweg. Met de kamerbrede glimlach goed zichtbaar in de open face helm. Even voor bij de deur van huisfotograaf Manu gepasseerd, maar hem zéker niet lastig gevallen voor een late fotoshoot. Wegens geen zin om vier keer door een bocht te rijden voor een goede foto. De foto’s zijn hier niet de essentie. Als ik moest kiezen tussen rijden zonder foto’s en minder rijden maar met goede foto’s voor een artikel, dan werd het dat eerste. De middenweg dus: gewoon wat iPhone foto’s van onderweg om dit artikel toch niet helemaal zonder beelden te moeten publiceren. En proberen om niet in het aardedonker aan te komen. Bij nacht zie ik net zo goed als Stevie Wonder in een kolenkelder…
En voor de rest: onder de indruk komen van die Milwaukee Eight tweecilinder. Het ding stuurt verrassend, maar het is vooral die push van 173 Nm bij het accelereren uit een bocht die indruk maakt. Ik geniet van de bochten, maar net zo goed van de lange rechte stukken. De Gentse R4 is nog nooit zo prettig geweest. Of zo mooi, maar dat mag je vooral op de ondergaande zon schuiven en die zwoele zomeravond. Vergeet niet dat het ook soms om 17u al donker is, terwijl het 4 graden is en regent. Extra momentje van geluk: ik stel vast dat ik al een paar kilometer in zijn vijf rijd. Tikje naar de zes en met nog meer machtsvertoon over ’s lands verkeersassen donderen. Heerlijk.
Niet al het goede dat ik onthouden heb van de late night ride, komt van de Low Rider ST. ’t Was gewoon een perfecte avond. Maar de motor is wél het levende bewijs dat Harley er in geslaagd is om zijn DNA te behouden, zonder daarom te vervallen in vastgeroeste patronen of blind te zijn voor vernieuwing. Dit is wel degelijk een moderne motor. Maar eentje met karakter, geschiedenis en vooral rijkwaliteiten die anders zijn en in dit geval misschien wel beter. Hangt een beetje af van het type motorrijder dat je bent. Ik ben het soort dat vooral blij wordt van Adventure rijden. En toch … ik weet wat ik vanavond ga doen. Het begint op de Gentse R4 en het leidt naar …nergens.